knikker
- knik·ker
- Naamwoord van handeling van knikken met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knikker | knikkers |
verkleinwoord | knikkertje | knikkertjes |
knikker m
- (speelgoed) een balletje van glas, marmer, steen, hout of klei, meestal gebruikt door kinderen om ermee te knikkeren
- knikkerbaan, knikkerbeurs, knikkeren, knikkerhoofd, knikkerjongen, knikkerkop, knikkernoot, knikkerpot, knikkerspel, knikkertijd, knikkerzak
1. een balletje van glas
vervoeging van |
---|
knikkeren |
knikker
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knikkeren
- Ik knikker.
- gebiedende wijs van knikkeren
- Knikker!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knikkeren
- Knikker je?
- Het woord knikker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knikker" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ knikker op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Speelgoed in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %